Einloggen oder kostenlos Anmelden

Willst du Niederländisch lernen?
Wil jij Nederlands leren?    ls

Über 400 Kapitel mit Wörtern und Sätzen,
mehr als 40 Lernspiele, viele Rätsel und Aufgaben: Das Lernen wird so niemals langweilig.

Tabelle
Dieses Kapitel heißt: Konjugation Präsens (schreiben, spielen, gehen, verstehen)
 
DeutschNiederländisch
1schreibenschrijven ls
2ich schreibeik schrijf ls
3du schreibst (m)jij schrijft (m) ls
4du schreibst (f)jij schrijft (f) ls
5er schreibthij schrijft ls
6sie schreibtzij schrijft ls
7wir schreibenwij schrijven ls
8ihr schreibt (m)jullie schrijven (m) ls
9ihr schreibt (f)jullie schrijven (f) ls
10sie schreiben (m)zij schrijven (m) ls
11sie schreiben (f)zij schrjiven (f) ls
12spielenspelen ls
13ich spieleik speel ls
14du spielst (m)jij speelt (m) ls
15du spielst (f)jij speelt (f) ls
16er spielthij speelt ls
17sie spieltzij speelt ls
18wir spielenwij spelen ls
19ihr spielt (m)jullie spelen (m) ls
20ihr spielt (f)jullie spelen (f) ls
21sie spielen (m)zij spelen (m)
22sie spielen (f)zij spelen (f)
23gehenlopen ls
24ich geheik ga ls
25du gehst (m)jij gaat (m) ls
26du gehst (f)jij gaat (f) ls
27er gehthij gaat ls
28sie gehtzij gaat ls
29wir gehenwij gaan ls
30ihr geht (m)jullie gaan (m) ls
31ihr geht (f)jullie gaan (f) ls
32sie gehen (m)zij gaan (m) ls
33sie gehen (f)zij gaan (f) ls
34verstehenverstaan ls
35ich versteheik versta ls
36du verstehst (m)jij verstaat (m) ls
37du verstehst (f)jij verstaat (f) ls
38er verstehthij verstaat ls
39sie verstehtzij verstaat ls
40wir verstehenwij verstaan ls
41ihr versteht (m)jullie verstaan (m) ls
42ihr versteht (f)jullie verstaan (f) ls
43sie verstehen (m)zij verstaan (m) ls
44sie verstehen (f)zij verstaan (f) ls
1
schreiben
schrijven ls
2
ich schreibe
ik schrijf ls
3
du schreibst (m)
jij schrijft (m) ls
4
du schreibst (f)
jij schrijft (f) ls
5
er schreibt
hij schrijft ls
6
sie schreibt
zij schrijft ls
7
wir schreiben
wij schrijven ls
8
ihr schreibt (m)
jullie schrijven (m) ls
9
ihr schreibt (f)
jullie schrijven (f) ls
10
sie schreiben (m)
zij schrijven (m) ls
11
sie schreiben (f)
zij schrjiven (f) ls
12
spielen
spelen ls
13
ich spiele
ik speel ls
14
du spielst (m)
jij speelt (m) ls
15
du spielst (f)
jij speelt (f) ls
16
er spielt
hij speelt ls
17
sie spielt
zij speelt ls
18
wir spielen
wij spelen ls
19
ihr spielt (m)
jullie spelen (m) ls
20
ihr spielt (f)
jullie spelen (f) ls
21
sie spielen (m)
zij spelen (m)
22
sie spielen (f)
zij spelen (f)
23
gehen
lopen ls
24
ich gehe
ik ga ls
25
du gehst (m)
jij gaat (m) ls
26
du gehst (f)
jij gaat (f) ls
27
er geht
hij gaat ls
28
sie geht
zij gaat ls
29
wir gehen
wij gaan ls
30
ihr geht (m)
jullie gaan (m) ls
31
ihr geht (f)
jullie gaan (f) ls
32
sie gehen (m)
zij gaan (m) ls
33
sie gehen (f)
zij gaan (f) ls
34
verstehen
verstaan ls
35
ich verstehe
ik versta ls
36
du verstehst (m)
jij verstaat (m) ls
37
du verstehst (f)
jij verstaat (f) ls
38
er versteht
hij verstaat ls
39
sie versteht
zij verstaat ls
40
wir verstehen
wij verstaan ls
41
ihr versteht (m)
jullie verstaan (m) ls
42
ihr versteht (f)
jullie verstaan (f) ls
43
sie verstehen (m)
zij verstaan (m) ls
44
sie verstehen (f)
zij verstaan (f) ls
Willst du diese Wörter lernen?
(Um die Wörter lernen zu können, musst du Langdog Cookies erlauben)
 
Anmelden
AvatarUser