Hier siehst du eine Lektion aus dem Kurs: "Z" zum Schluss einfache Sätze zu verschiedenen Themen: Beispielsätze zu verschiedenen Themen
Dieses Kapitel heißt: Was du jeden Abend machst (du=ein Mann)
Dieses Kapitel heißt: Was du jeden Abend machst (du=ein Mann)
| Deutsch | Niederländisch | |
| 1 | du fährst mit dem Auto nach Hause | jij rijdt met de auto naar huis  |
| 2 | du stellst dein Auto in die Garage | jij zet de auto in de garage |
| 3 | du schließt die Tür auf | jij doet de deur open |
| 4 | wenn deine Frau da ist, gibst du ihr einen Kuss | als je vrouw thuis is geef jij haar een kus |
| 5 | du spielst mit deinen Kindern | jij speelt met jouw kinderen |
| 6 | du hörst zu, was alle heute erlebt haben | jij luistert naar wat iedereen vandaag beleefd heeft |
| 7 | du erzählst selbst, was du heute erlebt hast | jij vertelt wat je vandaag beleefd hebt |
| 8 | du deckst mit deinen Kindern den Tisch | jij dekt met je kinderen de tafel |
| 9 | du lernst mit deinem Sohn Französisch | jij leert Frans met jouw zoon |
| 10 | du erklärst deiner Tochter Mathe | jij legt jouw dochter wiskunde uit |
| 11 | du hilfst deiner Frau beim Küche aufräumen | je helpt je vrouw met het opruimen van de keuken |
| 12 | du guckst mit den Kindern Sandmännchen | jij kijkt met je kinderen naar het zandmannetje |
| 13 | du liest deinen Kindern eine Gute-Nacht-Geschichte vor | jij leest je kinderen een verhaal voor |
| 14 | du legst dich für eine Weile aufs Sofa | jij gaat een momentje op de bank liggen |
| 15 | du hörst dabei Musik | jij luistert erbij naar muziek |
| 16 | du siehst die Nachrichten im Fernsehen | jij kijkt naar het nieuws op de tv |
1
du fährst mit dem Auto nach Hause
jij rijdt met de auto naar huis
2
du stellst dein Auto in die Garage
jij zet de auto in de garage
3
du schließt die Tür auf
jij doet de deur open
4
wenn deine Frau da ist, gibst du ihr einen Kuss
als je vrouw thuis is geef jij haar een kus
5
du spielst mit deinen Kindern
jij speelt met jouw kinderen
6
du hörst zu, was alle heute erlebt haben
jij luistert naar wat iedereen vandaag beleefd heeft
7
du erzählst selbst, was du heute erlebt hast
jij vertelt wat je vandaag beleefd hebt
8
du deckst mit deinen Kindern den Tisch
jij dekt met je kinderen de tafel
9
du lernst mit deinem Sohn Französisch
jij leert Frans met jouw zoon
10
du erklärst deiner Tochter Mathe
jij legt jouw dochter wiskunde uit
11
du hilfst deiner Frau beim Küche aufräumen
je helpt je vrouw met het opruimen van de keuken
12
du guckst mit den Kindern Sandmännchen
jij kijkt met je kinderen naar het zandmannetje
13
du liest deinen Kindern eine Gute-Nacht-Geschichte vor
jij leest je kinderen een verhaal voor
14
du legst dich für eine Weile aufs Sofa
jij gaat een momentje op de bank liggen
15
du hörst dabei Musik
jij luistert erbij naar muziek
16
du siehst die Nachrichten im Fernsehen
jij kijkt naar het nieuws op de tv
Willst du diese Wörter lernen?
(Um die Wörter lernen zu können, musst du Langdog Cookies erlauben)
