Hier siehst du eine Lektion aus dem Kurs "A" wie Anfangen, eine Sprache zu lernen: Nimm diesen Kurs, um die Sprache systematisch zu lernen. Dieses Kapitel heißt:Lektion 17: Sonntag
Deutsch
Niederländisch
1
der Sonntag
de zondag
2
am Sonntag
op zondag
3
am Sonntag lese ich ein Buch
op zondag lees ik een boek
4
am Sonntag gehst du in die Kirche
op zondag ga jij naar de kerk
5
am Sonntag macht er seine Hausaufgaben
op zondag doet hij zijn huiswerk
6
am Sonntag spielt sie mit ihren Puppen
op zondag speelt zij met haar poppen
7
am Sonntag machen wir einen Spaziergang
op zondag gaan wij wandelen
8
am Sonntag kommt ihr uns besuchen
op zondag komen jullie naar ons toe
9
am Sonntag spielen meine Söhne Handball
op zondag spelen mijn zonen handbal
10
heute gewinnen sie 17:12
vandaag winnen ze met 17:12
11
siebzehn
zeventien
12
das Buch
het boek
13
ich lese
ik lees
14
lesen
lezen
15
die Kirche
de kerk
16
in die Kirche gehen
naar de kerk gaan
17
du gehst
jij gaat
18
gehen
gaan
19
Hausaufgaben machen
huiswerk maken
20
spielen
spelen
21
sie spielt
zij speelt
22
die Puppe
de pop
23
die Puppen (pl)
de poppen (pl)
24
mit ihren Puppen
met haar poppen
25
der Spaziergang
de wandeling
26
besuchen
bezoeken
27
der Sohn
de zoon
28
die Söhne (pl)
de zonen (pl)
29
Handball spielen
handbal spelen
30
sie gewinnen
zij winnen
31
morgen ist wieder Montag
morgen is weer maandag
32
morgen
morgen
33
wieder
opnieuw
34
übermorgen ist dann wieder Dienstag
overmorgen is dan weer dinsdag
35
übermorgen
overmorgen
Willst du diese Wörter lernen?
(Um die Wörter lernen zu können, musst du Langdog Cookies erlauben)