Hier siehst du eine Lektion aus dem Kurs "A" wie Anfangen, eine Sprache zu lernen: Nimm diesen Kurs, um die Sprache systematisch zu lernen. Dieses Kapitel heißt:Lektion 12: Dienstag
Deutsch
Niederländisch
1
der Dienstag
de dinsdag
2
am Dienstag
op dinsdag
3
heute ist Dienstag
vandaag is het dinsdag
4
gestern war Montag
gisteren was het maandag
5
gestern
gisteren
6
am Dienstag gehe ich zum Kaufhaus
dinsdag ga ik naar het warenhuis
7
das Kaufhaus
het warenhuis
8
dort gibt es alles
daar hebben ze van alles
9
alles
alles
10
dort
daar
11
ich kaufe einen Staubsauger
ik koop een stofzuiger
12
der Staubsauger
de stofzuiger
13
ich kaufe zwei Glühbirnen
ik koop twee lampen
14
die Glühbirne
de lamp
15
die Glühbirnen (pl)
de lampen (pl)
16
ich kaufe drei Löffel
ik koop drie lepels
17
der Löffel
de lepel
18
die Löffel (pl)
de lepels (pl)
19
ich kaufe vier Gabeln
ik koop vier vorken
20
die Gabel
de vork
21
die Gabeln (pl)
de vorken (pl)
22
ich kaufe fünf Messer
ik koop vijf messen
23
das Messer
het mes
24
die Messer (pl)
de messen (pl)
25
ich kaufe sechs Teller
ik koop zes borden
26
der Teller
het bord
27
die Teller (pl)
de borden (pl)
28
ich kaufe sieben T-Shirts
ik koop zeven shirts
29
das T-Shirt
het shirt
30
die T-Shirts (pl)
de shirts (pl)
Willst du diese Wörter lernen?
(Um die Wörter lernen zu können, musst du Langdog Cookies erlauben)